Vier olifanten in de woningmarktkamer

© Pixabay

In de verkiezingscampagne buitelen de politieke partijen over elkaar heen met plannen rond de hypotheekrenteaftrek en nieuwbouw om het nijpende woningtekort op te lossen. Een paar ontwikkelingen blijven echter onbesproken.

Om met de belangrijkste te beginnen: de bevolkingsgroei. Dit lijkt door iedereen als een gegeven te worden beschouwd waar je geen invloed op kunt hebben en waar je bovendien niet iets van mag vinden (althans niet publiekelijk). Een zeer belangrijke factor in dit geheel is de arbeidsmigratie, niet alleen vanuit de Europese Unie maar ook vanuit het Verre Oosten en Noord-Amerika. Deze stroom legt een zeer forse druk op de woningmarkt. Toch wordt dit aspect zelden openlijk benoemd en bediscussieerd, bang als men is om voor xenofoob te worden uitgemaakt. Terwijl het helemaal geen gekke vraag is waarom gemeenten ondanks het gebrek aan woningen, continu in de weer zijn om buitenlandse bedrijven te lokken en om het zoveelste tuinbouw- of distributiecentrumproject goed te keuren (met in hun kielzog de nodige expats en werknemers uit Oost-Europa die ergens moeten wonen).

De tweede olifant in de kamer werd afgelopen zaterdag al uitgebreid toegelicht door econoom Mathijs Bouman in zijn wekelijkse column in het FD: de enorme toename in de afgelopen decennia van het aantal eenpersoonshuishoudens. En dus ook de enorme toename van woningen waar slechts 1 persoon woont. Ook dit wordt in de politiek niet ter discussie gesteld, want: vrije keuze nietwaar? Nu is een substantieel deel van deze woningvoorraad uiteraard niet geschikt voor gezinnen met kinderen, maar wel voor startende stellen en seniorenechtparen. Bouman stelde daarom voor om met fiscale en andere financiële lokkertjes, alleenwonenden te stimuleren om hun woning met een andere alleenwonende te delen. Daardoor zou een deel van de huizen vrijkomen voor andere woningzoekenden.

Een derde aspect hangt samen met het gebrek aan bouwlocaties in gemeenten, een gegeven waar bouwbedrijven en ook steeds meer politici op wijzen. Gemeenten zeggen ter verdediging dat ze worden tegengewerkt door de provincie. Maar wat in dit verband vaak niet wordt benoemd, is dat er vooral een tekort is aan betaalbare bouwlocaties. De locaties die wel worden ontwikkeld zijn peperduur en alleen geschikt voor koopwoningen in het hogere segment. En dit komt door de penibele financiële situatie waarin veel gemeenten terecht zijn gekomen door de decentralisatie van zorgtaken. Zij nutten de exploitatie van hun grondbedrijf daarom maximaal uit, met hoge grondprijzen tot gevolg. Bovendien hebben gemeenten liever welvarende tweeverdienersgezinnen in hun bewonersbestand (die een huis op zo’n nieuwbouwlocatie kunnen betalen) dan een gezin met een ‘meervoudige problematiek’.

Voor de vierde ‘olifant’ lijkt de laatste tijd wat meer aandacht te zijn gekomen: het feit dat ouderen steeds langer in hun huis blijven wonen (meest hetzelfde huis waar ze ook met hun kinderen woonden). Dit is onder meer een gevolg van een ingrijpende hervorming van de langdurige zorg van tien jaar geleden. In het kabinet-Rutte-I werd het ‘scheiden van wonen en zorg’ ingevoerd, waardoor ouderen opeens moesten betalen voor de woonlasten van een zorgcomplex. Ouderen kozen er daarom voor om de traditionele bejaardenoorden te mijden (deze zijn grotendeels verdwenen) en langer thuis te wonen. Daarmee wordt wel de doorstroom belemmerd, gezinnen met kinderen hebben het nakijken. Inmiddels wordt er vaker gepleit voor de bouw van ‘seniorenwoningen’ om de ouderen te verleiden hun eengezinswoning te verlaten.

In plaats van als een dolle nu de weilanden en natuurgebieden vol te zetten met nieuwbouw (sommige partijen noemen zelfs in het inpolderen van de Markerwaard), kunnen het Rijk en gemeenten op deze beleidsterreinen het nodige doen om de druk van de ketel te halen en meer ruimte te creëren voor de middengroepen. Daar is wel een beetje ‘out-of-the-box-denken’ voor nodig.

GEEN REACTIES