Provisieverplichting blijft bestaan na overname

copyright Pixabay

Banken of verzekeraars die een branchegenoot overnemen, zijn gehouden aan eventuele provisieafspraken die de overgenomen partij heeft met intermediairs.

Dit geldt ook wanneer de samenwerkingsovereenkomst met de intermediair wordt opgezegd. De provisieafspraken moeten worden nagekomen naar gelang de duur van de portefeuille die de intermediair onder beheer heeft.

Dat is af te leiden uit een uitspraak van de rechtbank Amsterdam in een zaak tussen intermediair VRB Adviesgroep en NN Bank. VRB had lange tijd een spaaragentschap bij WestlandUtrecht Hypotheekbank voor zijn pensioen- en gouden handdruk relaties. Nadat Nationale Nederlanden in 2012 een belangrijk deel van WestlandUtrecht had overgenomen, werden deze WestlandUtrecht-activiteiten in 2013 samengevoegd met die van de NN Bank.

Bij het overzetten van het VRB-agentschap naar NN Bank kreeg VRB te horen dat de samenwerkingsovereenkomst zou worden opgezegd. Hoewel VRB naar eigen zeggen nog alle medewerking verleende aan de overgang van het agentschap naar een relatie van NN Bank, strandde deze overgang op de prijs. Hierna besloot NN Bank het agentschap op te zeggen waardoor VRB werd afgesneden van de provisie-inkomsten waar zij formeel recht op had.

Een voorstel van NN Bank werd door VRB als volstrekt onvoldoende gezien: een vergoeding van een paar duizend euro onder het voorbehoud van het tekenen van een geheimhoudingsverklaring. VRB eiste daarentegen navolging van de oorspronkelijke WUH-samenwerkingsovereenkomst en betaling van zeven jaren provisie, de gemiddelde duur van dergelijke spaarrekeningen. De onvrede was reden om een procedure tegen NN Bank op te starten. De zaak diende op 16 december 2016 voor de rechtbank Amsterdam. Het vonnis is pas onlangs gepubliceerd.

VRB eiste doorbetaling van de (overeengekomen) provisie van 0,2 procent over de waarde van de spaarportefeuille tot aan het eind van de portefeuille en vergoeding van proceskosten en 300 euro aan buitengerechtelijke kosten. De rechtbank verwees het verweer van NN Bank naar de prullenmand en stelde VRB in het gelijk. Volgens de rechtbank leidt een redelijke uitleg van de overeenkomst ertoe “dat opzegging van de overeenkomst niet tot gevolg heeft dat ook de verplichting van de bank tot betaling van provisiebetalingen voor reeds aangebrachte klanten is komen te vervallen”. Het doorgaan van de verplichting tot betaling hoeft volgens de rechtbank niet te betekenen dat de bank “tot in lengte van dagen” provisie aan VRB moet blijven te betalen, zoals NN Bank had aangevoerd.

De rechtbank veroordeelt NN Bank tot het hervatten van de jaarlijkse provisie van 0,2 procent ver de waarde van de spaarportefeuille, onder aftrek van een tussentijdse betaling door de bank van ruim 33.000 euro. Daarnaast dient de bank maandelijks een overzicht van de spaarportefeuille te verstrekken (zoals door VRB was geëist). Ook de vergoeding van de proceskosten en de buitengerechtelijke kosten wijst de rechtbank toe.

Bron: VRB, CJB

GEEN REACTIES