Kifid: Warmtefonds discrimineert met afwijzing leningaanvraag

Kifid: Warmtefonds discrimineert met afwijzing leningaanvraag

Stichting Nationaal Warmtefonds moet een Chinees-Nederlands echtpaar een schadevergoeding betalen. Het Warmtefonds weigerde het stel een geldlening omdat een van de partners een tijdelijke verblijfsvergunning heeft. Dit is discriminatie, oordeelt de Geschillencommissie van het Kifid.

De stichting Warmtefonds verstrekt zogenoemde Energiebespaarleningen, waarmee particulieren de verduurzaming van hun woning kunnen financieren. Bij een Energiebespaarlening wordt per looptijd (van 7, 10, 15 of 20 jaar) een vaste rente in rekening gebracht. Het Chinees-Nederlandse echtpaar vroeg zo’n lening aan voor een bedrag van €25.000,-. Het geautomatiseerde systeem van de stichting wees de aanvraag per omgaande af, omdat de partners niet voldeden aan het acceptatiebeleid.

Volgens dit beleid mogen de aanvragers geen tijdelijke verblijfsvergunning hebben. De stichting wil op deze manier overkreditering voorkomen en het verhaalsrisico beperken. De partner met de Chinese nationaliteit heeft een tijdelijke verblijfsvergunning, met als einddatum 7 september 2022.

De consumenten stellen dat er sprake is van discriminatie. Volgens hen handelt de stichting onder andere in strijd met artikel 1 van de Grondwet en artikel 1 van de Algemene wet gelijke behandeling. Het echtpaar zag zich genoodzaakt om bij een andere geldverstrekker een lening af te sluiten; dit werd een lager bedrag, tegen een hogere rente en met een kortere looptijd.

Ze vorderen daarom vergoeding van de geleden schade, die zij begroten op €98.490,-, verhoogd met wettelijke rente vanaf 1 juli 2020. Dit bedrag bestaat uit: immateriële schade, alle niet verkregen subsidies, de misgelopen (energie)besparingen als gevolg van het niet kunnen uitvoeren van de gewenste energiebesparingsmaatregelen, plus de misgelopen waardevermeerdering van het huis vanwege het niet kunnen uitvoeren van de gewenste maatregelen. Daarbij komen nog het bedrag van de misgelopen rentekorting op de hypothecaire geldlening alsook de hogere rente op de afgesloten financiering.

De stichting Warmtefonds repliceert dat zij de consumenten niet heeft gediscrimineerd op grond van nationaliteit. Het gehanteerde kredietbeleid strekt er slechts toe overkreditering te voorkomen en verhaalsrisico te verminderen. Maar de Geschillencommissie van het Kifid gaat hier niet in mee. “Ogenschijnlijk is dit een neutrale beslissingsmaatstaf, maar in de praktijk worden daarmee alleen personen met bepaalde nationaliteiten tezamen met hun eventuele gezinsleden getroffen. Hiermee is sprake van indirect onderscheid zoals bedoeld in artikel 1 Algemene wet gelijke behandeling.”

Wel mag er volgens de Wet gelijke behandeling een onderscheid gemaakt worden als dit objectief wordt gerechtvaardigd door een legitiem doel. Maar de commissie oordeelt dat de voorwaarde dat een aanvrager over een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd moet beschikken te grofmazig is om te kunnen dienen als middel ter beperking van het gestelde bedrijfsrisico.

Het beleid van de stichting leidt er zelfs toe dat – zoals in het geval – de gezamenlijke aanvraag voor een Energiebespaarlening van een echtpaar dat bestaat uit een Nederlandse partner en een buitenlandse partner, wordt afgewezen als de laatste partner geen verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd heeft, hoewel beide partners een vast inkomen hebben en ongeacht de hoogte van dat inkomen. Bovendien hebben de consumenten een gezamenlijke hypothecaire lening, waardoor het risico van vertrek en verhaal wordt verminderd.

Daarbij komt dat de stichting niet heeft toegelicht waarom de consumenten vanwege de aard van het verblijfsdocument van een van de consumenten een groter financieel risico vormen dan aanvragers met de Nederlandse nationaliteit of houders van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd, die ook allen het land kunnen verlaten. De commissie is dan ook van oordeel dat niet op voorhand kan worden aangenomen dat het risico dat de consumenten niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen mede wordt bepaald door de aard van de verblijfsvergunning.

De commissie oordeelt dan ook dat de klacht van de consumenten gegrond is. Omdat het schadebedrag nog onvoldoende is onderbouwd, stelt de commissie de partijen in de gelegenheid om de vergoeding van de schade op basis van onderling overleg te regelen binnen zes weken na datum van deze tussenuitspraak. Indien één van de partijen een bemiddelzitting wenst, dan dient zij dit binnen twee weken na de datum van deze tussenuitspraak aan de commissie mede te delen.

GEEN REACTIES