Nu het momentum voor level playing field DC-regelingen

Door de daling van de marktrente in het tweede kwartaal met 0,3% is de uitkering van de gemiddelde beschikbare premieregeling met 3 procentpunt gedaald.

Dat blijkt uit de Pensioenvergelijker van Aon Hewitt, wereldwijd marktleider in human-resourcemanagement, consultancy en outsourcing. Aon verwacht dat een 40-jarige werknemer met een modaal inkomen een pensioen van 772 euro per maand tegemoet kan zien. Vorig kwartaal was dat nog 795 euro per maand; begin dit jaar lag de verwachte uitkering nog op 800 euro.

Aon Hewitt rekende ook uit dat een gemiddeld pensioen op basis van een beschikbare premieregeling van een 25-jarige met twee procentpunt daalde ten opzichte van het vorige kwartaal. Dit komt bovenop de daling van drie procentpunt in het eerste kwartaal van 2014. Oorzaak hiervan is de daling van de marktrente op de zeer lange termijn.

Opvallend is dat ook de benchmark voor een 55-jarige is gedaald, met 4% ten opzichte van het voorgaande kwartaal. Doorgaans zijn regelingen voor oudere deelnemers minder gevoelig voor schommelingen omdat zij minder risicovolle beleggingen bevatten. Dat er toch sprake is van een relatief grote daling, komt door de sterke daling van de korte rente. Het renterisico (of conversierisico) wordt niet volledig afgedekt, waardoor oudere deelnemers toch vatbaar zijn voor deze daling.

Grotere daling bij hogere leeftijden

De meeste beschikbare premieregelingen houden rekening met de leeftijd van de werknemer. Voor een jongere werknemer wordt vaak risicovoller belegd, omdat er een langere periode is om te herstellen na een slechte periode op de beurs. Hierdoor ontstaat een veel grotere spreiding tussen de inschattingen voor mogelijke pensioenuitkomsten.

Voor oudere werknemers wordt voorzichtiger belegd, vaak zelfs nog voorzichtiger dan een pensioenfonds doorgaans doet. Zo leidt een slechte periode op de beurs niet tot extreme daling van het pensioen. De risico’s voor een 55-jarige zijn beperkt. Bovendien wordt er vaak rekening gehouden met de grote invloed die marktrente heeft.

Findinet-visie

Aon heeft berekend dat deelnemers beter af zijn bij pensioenfondsen omdat daar de verwachte uitkomst middelloon- en eindloonregelingen iets hoger liggen. Door de constant lage marktrente wordt dat beeld versterkt.

In belangrijke mate is dat verschil toe te schrijven aan het feit dat premieregelingen juridisch en fiscaal anders worden behandeld dan de (pseudo) DB-regelingen van de pensioenfondsen.

Netspar concludeerde in ‘Een toekomstperspectief voor premieovereenkomsten’:”De grote tekortkoming van de bestaande premieovereenkomsten volgens de Nederlandse regelgeving is dat op pensioendatum (in de tweede pijler) een nominaal gegarandeerd inkomen moet worden aangekocht bij pensionering. Doordat deelnemers in die regelingen geen beleggingsrisico kunnen nemen na pensionering (en veel inflatierisico lopen omdat nominale renteontwikkelingen geen invloed hebben op de uitkering) worden deelnemers na pensionering tot een extreme keuze gedwongen in de afruil tussen kosten, ambitie en risico van het pensioencontract. Bovendien is geen sprake van een level playing field met uitkeringsovereenkomsten waarin de levenslange uitkering risicodragend is.”

Netspar stelt daarom voor ook voor premieovereenkomsten in de tweede pijler levenslange uitkeringen mogelijk te maken waarvan de hoogte afhangt van de behaalde rendementen en eventueel van de ontwikkeling van de levensverwachting. Dergelijke risicodragende annuïteiten staan ook wel bekend als variabele annuïteiten. Ze kunnen eventueel deels gegarandeerd zijn, analoog aan het zogenaamde combicontract.”

Vrijwel de hele pensioenmarkt van verzekeraars en PPI’s dringt met klem aan de overgang van de opbouw- naar de uitkeringsfase wettelijk te optimaliseren. Met name door meer beleggingsvrijheid toe te staan na pensioendatum. Ook bieden de gepubliceerde beschikbare premiestaffels niet dezelfde fiscale ruimte als die voor middelloonregelingen.

Het kabinet heeft eerder aangegeven deze maand op deze problematiek terug te komen. Gezien de berekeningen van Aon Hewitt is het van groot belang dat het kabinet deze belofte niet alleen nakomt, maar ook echt voorstellen indient die een gelijke behandeling van DB- en DC-regelingen waarborgt. De kunstmatige achterstelling van premieregelingen treft steeds meer mensen: Aon Hewitt schat in dat in Nederland ongeveer 900.000 werknemers een beschikbare premieregeling hebben. Dit aantal neemt de laatste jaren flink toe: in 2003 waren dit er nog slechts 260.000.

Waarbij komt dat de huidige concurrentiepositie wordt vertekend omdat ook bij DB-regelingen de voorwaardelijkheid van de in het vooruitzicht gestelde uitkeringen een steeds grotere rol gaat spelen.

Lees hier het artikel van Aon Hewitt.

GEEN REACTIES