Nederlandse huishoudens hebben meer spaargeld

Nederlandse huishoudens hebben meer spaargeld

Hoewel de rente al lange tijd laag is en het niet de moeite lijkt om te sparen, is het totale bedrag aan bank- en spaartegoeden van Nederlandse huishoudens in 2020 sterk toegenomen. Per 1 januari 2021 stond er 32 miljard meer op de bank dan een jaar eerder. Het totale spaartegoed bedraagt 362 miljard euro. In 2019 nam het spaartegoed met 16 miljard toe en in de zeven jaren daarvoor met maximaal ongeveer 7 miljard per jaar. Tijdens de coronacrisis zijn we dus met zijn allen meer gaan sparen. Er blijken wel grote verschillen te zijn in het spaartegoed als gekeken wordt naar inkomensbron. Dat blijkt uit nieuwe cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

Steeds minder huishoudens met weinig spaargeld

Dat er meer gespaard wordt, is terug te zien in het aantal huishoudens dat niet meer dan 2.500 euro aan bank- en spaartegoeden heeft. Waren dat er begin 2020 nog zo’n 1,85 miljoen, begin 2021 is dat teruggelopen tot nog geen 1,55 miljoen. Dat is ongeveer 20% van de huishoudens. Dit aandeel is al sinds 2014 aan het dalen. In dat jaar had bijna 30% van de huishoudens minder dan 2.500 aan spaartegoeden.

Ook het aantal huishoudens dat meer dan een ton heeft, is toegenomen. Het aantal steeg met ruim 100.000 van 774.000 naar 877.000 huishoudens, ofwel 11% van het totaal. Dit percentage was in eerdere jaren redelijk stabiel en lag rond de 9%.

Gemiddeld bezat een huishouden begin 2021 46,3 miljoen euro aan spaargeld. De verdeling is echter enigszins scheef: de helft van de huishoudens had minder dan 18.200 euro en de andere helft meer. Het meest voorkomende bedrag aan spaartegoeden ligt tussen 10.000 en 30.000 euro. Bijna een kwart van de huishoudens valt per 1 januari 2021 in die groep.

Grootste aandeel hoge tegoeden bij gepensioneerden

Het CBS heeft onderscheid gemaakt naar inkomensbron. Daaruit blijkt dat er onder gepensioneerden relatief veel huishoudens zijn met meer dan een ton aan spaartegoeden (17%). Ook de zelfstandigen hebben met 14% relatief vaak een hoog tegoed. Een spaartegoed onder 2.500 komt bij gepensioneerden het minst voor. Mensen met een uitkering anders dan pensioen hebben juist wel vaak de beschikking over minder dan 2.500 euro. Zij zijn in de groep huishoudens met meer dan een ton juist ondervertegenwoordigd. Zo’n 3% van de huishoudens die van een uitkering leven, hebben wel meer dan een ton. Dat betreft voornamelijk arbeidsongeschikten en werklozen.

Ook het vermogen neemt toe

Naast hun bank- en spaartegoeden hebben veel huishoudens vermogen in de vorm van bijvoorbeeld een eigen woning of aandelen. Het doorsnee vermogen (het saldo van bezittingen en schulden) was begin 2021 22.000 euro hoger dan een jaar eerder en kwam uit op 87.400 euro. De toename van dit bedrag wordt voor een groot deel verklaard door de stijgende huizenprijzen. Tijdens de kredietcrisis daalde het vermogen, maar sinds de huizenprijzen in 2013 weer begonnen te stijgen, neemt het totale vermogen ook weer toe.

Als de eigen woning uit het vermogen weggelaten wordt, dan blijkt het doorsnee vermogen de afgelopen jaren vrij stabiel geweest te zijn. Alleen per 1 januari 2021 is er een vrij sterke toename van ongeveer 24%.

Inflatie

Deze cijfers van het CBS hebben betrekking op de jaren tot 2021, waarbij de cijfers per 1 januari 2021 voorlopig zijn. De hoge inflatie die in 2022 veel huishoudens in de problemen brengt, is hier dus nog niet in terug te zien.

Bron: CBS

GEEN REACTIES