Kamp over het verschil tussen pensioenverzekeraars en fondsen

De uitleg over de “vaste uitkering” van verzekeraars en “een zo goed mogelijk pensioen” van fondsen roept de vraag op waarom er nog steeds geen keuzevrijheid is.

Tweede Kamerlid Pieter Omtzigt heeft schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van het artikel Europa moet van onze pensioenen afblijven in Elsevier.

In feite vraagt Omtzigt naar de bekende weg. Hij wijst minister Kamp erop dat het kabinet zich in den brede achter het Europese Witboek Pensioen heeft geschaard. “Bent u ervan op de hoogte van de Kamer juist afstand heeft genomen van de plannen uit het Witboek”, vraagt Omtzigt.

Dat is vragen naar de bekende weg. Het kabinet heeft alti9jd gezegd dat het Witboek een goede leidraad is voor veel lidstaten om het draagvlak van hun pensioenstelsel te verbreden.

Tegelijkertijd hebben kabinet, Kamer en marktpartijen zich fel verzet tegen de IORP-richtlijn. Die wil alle pensioenuitvoerders, verzekeraars en pensioenfondsen, onder één toezichtregime brengen. Dat zou leiden tot een sterke kostenstijging voor de pensioenfondsen.

Kamp werkt samen met andere landen om een ‘blokkerende minderheid’ te bereiken.

Tot zover niets nieuws. Interessant is wel de analyse die Kamp geeft met betrekking tot het verschil tussen pensioencontracten die gesloten worden met verzekeraars en met verzekeraars. Ook daar zitten geen nieuwe gezichtspunten in, maar geeft wel stof tot nadenken:

“Verzekeraars komen met hun cliënten een vaste premie en een vaste uitkering overeen. Pensioenfondsen beheren zo goed mogelijk de premies die werkgevers en werknemers betalen en keren vervolgens een zo goed mogelijk pensioen uit.

Pensioenfondsen hebben daarbij de mogelijkheid de premies aan te passen en indien nodig te korten op de indexatie en/of de uitkeringen. Wanneer pensioenfondsen onnodig hoge buffers moeten aanhouden om te voldoen aan de hogere zekerheidseisen voor verzekeraars, dan zullen deze buffers met circa 80 miljard Euro moeten toenemen. Zeker waar verzekeraars en pensioenfondsen wezenlijk verschillende producten leveren, is er geen enkele reden om tot een dergelijke gelijkstelling over te gaan.”

Het is een utopie te veronderstellen dat er nog veel rek zit in de hoogte van de premies die werkgevers en werknemers voor de pensioenregelingen willen/kunnen opbrengen. Daardoor krijgen ook de regelingen uitgevoerd door de pensioenfondsen steeds meer een DC-karakter. Het feitelijk karakter van de regelingen uitgevoerd door pensioenfondsen enerzijds en verzekeraars anderzijds zal steeds meer overeenkomsten gaan vertonen.

Dan rest de vraag waarom grote groepen Nederlanders de kans ontnomen wordt in vrijheid te kiezen voor de pensioenuitvoering die bij hen past.

De vergelijking met beleggers dringt zich op. Zij richten zich op de producten die passen bij hun risicoprofiel en –bereidheid. Het lijkt niet meer van deze tijd dat de werknemer deze mogelijkheid onthouden wordt als het om zijn pensioen gaat. Laat de deelnemer die voor zekerheid wil gaan naar de uitvoerder die wel over de buffers beschikt om die zekerheid te kunnen bieden. Dan komt ook in de pensioenwereld de klant centraal te staan.

Jan Aikens

GEEN REACTIES