Belgiëroute geen onveilige weg voor pensioendeelnemers

Klijnsma neemt in de beantwoording van Kamervragen mogelijke zorgen weg die rond de Belgiëroute bestaan.

Het bericht dat Aon haar pensioenfonds mogelijk verplaatst naar België heeft de discussie over het verschil in toezicht in de beide Lage Landen opnieuw in de schijnwerper geplaatst.

Het is mede daarom van belang dat PvdA-Tweede Kamerlid Roos Vermeij hierover vrij gedetailleerde schriftelijke vragen heeft gesteld. Daardoor kreeg staatsseretaris Klijnsma de kans alle facetten op een rij te zetten.

Van belang is bijvoorbeeld de opmerking dat In geval een pensioenregeling van een Nederlandse werkgever wordt uitgevoerd door een pensioenuitvoerder uit een andere lidstaat, op grond van artikel 20 van de Europese Pensioenfondsenrichtlijn (Richtlijn 2003/41/EG), het Nederlandse sociaal- en arbeidsrecht en de in de Pensioenwet vervatte informatiebepalingen van toepassing blijven op de uitvoering van de regeling. “Dit houdt tevens in dat DNB en AFM verantwoordelijk blijven voor het toezicht op die toepasselijke bepalingen van Nederlands recht, als toegelicht in de artikelen 199 tot en met 202 van de Pensioenwet.”

“Specifiek ten aanzien van een mogelijke collectieve waardeoverdracht van pensioenrechten en –aanspraken naar een andere lidstaat heeft DNB aan mij aangegeven dat een collectieve waardeoverdracht van een Nederlands pensioenfonds naar een pensioenuitvoerder in een andere lidstaat in beginsel op dezelfde wijze door DNB wordt behandeld als een collectieve waardeoverdracht tussen twee pensioenfondsen in Nederland. DNB let er dus op dat aan de wettelijke eisen van onder meer artikel 84 van de Pensioenwet (dat onderdeel is van het toepasselijke Nederlandse sociaal en arbeidsrecht) wordt voldaan en dat de belangen van de bij de collectieve waardeoverdracht betrokken (gewezen) deelnemers en gepensioneerden op evenwichtige wijze door het bestuur van het Nederlandse pensioenfonds worden afgewogen. In het geval er sprake is van collectieve waardeoverdracht op grond van artikel 83 van de Pensioenwet, houdt de AFM er toezicht op dat deelnemers zijn geïnformeerd over het voornemen tot collectieve waardeoverdracht.”

Prudentieel toezicht

De Belgische toezichthouder is gehouden aan de Europese Pensioenfondsenrichtlijn. De pensioenregeling zal aan deze geharmoniseerde minimumeisen moeten voldoen.

Nog belangrijker is dat voor grensoverschrijdende pensioenfondsen geldt dat de pensioenverplichtingen te allen tijde volledig gefinancierd dienen te zijn. Een eis die, zoals bekend, niet voor nationale pensioenfondsen geldt.

Op grond van de Belgische wetgeving moet een OFP bepalen welke solidariteitsgraad wordt toegepast onder zijn bijdragende ondernemingen. De regels inzake de omvang van de solidariteit moeten worden vastgelegd in de statuten of in een overeenkomst met de bijdragende onderneming(en), de zogenaamde beheersovereenkomst.

Klijnsma: “Het zal duidelijk zijn dat een Nederlandse regeling slechts zal worden uitgevoerd door een Belgische OFP wanneer met de Nederlandse bijdragende onderneming(en) vooraf overeenstemming wordt bereikt over de toepasselijke solidariteitsregeling. Daarbij is de Nederlandse werkgever gehouden aan de pensioenovereenkomst die tussen werkgever(s) en werknemers is overeengekomen.”

Een OFP is volgens de Belgische wetgeving verplicht de technische voorzieningen te waarderen op basis van een prudente actuariële waardering zowel inzake rentevoeten, als inzake biometrische gegevens, rekening houdend met alle verplichtingen overeenkomstig de uitgevoerde pensioenregeling. Dit bedrag moet voldoende zijn om de uitbetaling van reeds verschuldigde pensioenen en de reeds opgebouwde pensioenrechten van de aangeslotenen te waarborgen.

Voor pensioenregelingen die voorzien in een hoogte van uitkeringen (vaste prestatie regelingen) mogen de technische voorzieningen in geen geval minder bedragen dan de verworven reserves zoals bepaald door de pensioenregeling met als minimum de verworven reserves zoals bepaald door de sociale of arbeidswetgeving die op de pensioenregeling van toepassing is. Bij de uitvoering van een Nederlandse vaste prestatie regeling door een OFP, zal de technische voorziening dus minstens moeten overeenstemmen met de overdrachtswaarde zoals bepaald volgens het Nederlandse standaardtarief. De FSMA (de Belgische toezichthouder), houdt toezicht op de naleving van deze vereisten.

Inspraak

Op grond van artikel 23, vierde lid, van de Pensioenwet heeft een werkgever de instemming van de ondernemingsraad nodig voor een besluit om de pensioenovereenkomsten onder te brengen bij een pensioeninstelling in een andere lidstaat van de Europese Unie.

Op grond van het huidige artikel 111, tweede lid, van de Pensioenwet heeft de deelnemersraad een adviesrecht over elk voorgenomen besluit van het pensioenfonds tot: a) gehele of gedeeltelijke overdracht van de verplichtingen van het pensioenfonds, b) het wijzigen of beëindigen van een uitvoeringsovereenkomst, c) liquidatie van het pensioenfonds. Aangezien een verhuizing van het pensioen naar het buitenland altijd samen zal gaan met de elementen a en b en soms ook met c, kan de deelnemersraad in zo’n geval gebruik maken van zijn adviesrecht.

Het nieuwe verantwoordingsorgaan (per 1 juli 2015) heeft een adviesrecht ten aanzien van de elementen a, b en c op grond van artikel 115a, derde lid, van de Pensioenwet.

GEEN REACTIES