Aanpassing fiscale regeling hypotheekaflossing

In bepaalde gevallen wordt de aflossingstermijn onder het nieuwe recht niet verkort met de periode waarin onder het oude recht renteaftrek is genoten.

Volgens de huidige wettekst wordt onder alle omstandigheden in de dertigjaarstermijn de periode (vanaf 2001) waarover hypotheekrenteaftrek is genoten meegeteld. Een voor een vorige woning verbruikt deel van de dertigjaarstermijn komt dus in mindering op de termijn van de nieuwe eigen woning als de schuld wordt overgesloten op de nieuwe woning.

Het Tweede Kamerlid Paulus Jansen (SP) heeft staatssecretaris Weekers in schriftelijke vragen een casus voorgehouden. Die casus is aanleiding voor Weekers een verandering in de nog verse nieuwe fiscale wetgeving aan te brengen.

Casus

De casus is de volgende:

A heeft per 1 januari 2001 een eigen woning gekocht waarvoor een hypotheek is afgesloten van €90.000.

In 2011, na precies 10 jaar, verkoopt A deze woning weer voor €110.000. In de tussenliggende periode heeft A niets afgelost. Er ontstaat hierdoor een eigenwoningreserve van €20.000.

In 2013 koopt A een nieuwe woning waarvoor de totale kosten €150.000 bedragen. A gebruikt voor de financiering de eigenwoningreserve van €20.000 en brengt daarnaast €10.000 eigen geld in waardoor de nieuwe eigenwoningschuld €120.000 bedraagt.

A maakt hierbij de overgang van het oude naar het nieuwe recht. Dat betekent volgens de huidige wettekst dat de periode van 10 jaar waarin A hypotheekrenteaftrek heeft genoten afgetrokken wordt van de aflossingsperiode voor de nieuwe woning. A moet dus de eigen woningschuld van € 120.000 in 20 jaar aflossen om aanspraak op renteaftrek te kunnen maken.

Staatssecretaris past wetgeving aan

Bij nader inzien vindt de staatssecretaris dit niet wenselijk: “Vooruitlopend op wetgeving zal ik op korte termijn in een beleidsbesluit goedkeuren dat in gevallen als het onderhavige, de nieuwe eigenwoningschuld in 360 maanden mag worden afgelost, met dien verstande dat wel de renteaftrekperiode verkort wordt met de eerder genoten periode van aftrek.

Deze meer soepele invulling brengt dus niet met zich mee dat bezien over de periode waarin onder het oude en het nieuwe recht rente wordt afgetrokken, meer dan 360 maanden aftrek mogelijk is. Indien reeds met betrekking tot een eerdere eigenwoningschuld een periode aftrek is genoten, dan wordt deze periode voor de berekening van het aantal maanden waarvoor nog recht op aftrek van eigenwoningrente bestaat in mindering gebracht op de maximale aftrektermijn van 360 maanden. De aftrek van eigenwoningrente stopt na afloop van het aldus bepaalde aantal maanden, terwijl de maandelijkse annuïteit dan in beginsel nog doorloopt.”

Geen verlenging dus van de aftrekperiode, maar wel van de aflossingsperiode, wat tot lagere maandlasten leidt. Het gevolg van het feit dat het kabinet dit niet verzonnen heeft bij het indienen van de wet betekent extra werk voor adviseurs en aanbieders die deze gevallen in portefeuille hebben.

Voor de zekerheid voegt Weekers hier nog aan toe dat voor zover een nieuwe eigenwoningschuld méér bedraagt dan de oude, voor dit meerdere in ieder geval een nieuwe periode van 30 jaar geldt voor aflossing en recht op aftrek. Dat blijft dus zoals dat nu al het geval is.

GEEN REACTIES