DNB zet in op aanpassing UFR voor verzekeraars

© Pixabay

De Europese autoriteit voor het verzekeringstoezicht, EIOPA, houdt op dit moment een consultatie over de bepaling van de ultimate forward rate (UFR) voor verzekeraars. DNB is lid van EIOPA en zet zich in voor ‎een methode die beter aansluit bij de economische realiteit, in lijn met de Nederlandse UFR-methode voor pensioenfondsen.

Het verschil tussen de vastgestelde UFR van 4,2% en de lage marktrentes is de afgelopen jaren echter gestaag toegenomen. Hierdoor is het effect van de huidige lage renteomgeving op verzekeraars maar deels zichtbaar in hun financiële rapportages en geeft de solvabiliteitspositie van verzekeraars een te rooskleurige weergave van hun financiële situatie.

De Europese autoriteit voor het verzekeringstoezicht, EIOPA, heeft dan ook een consultatie geopend om de meningen te peilen over een nieuwe methode om de UFR te bepalen.

De nieuwe methode die EIOPA in haar consultatie voorstelt, streeft naar een balans tussen enerzijds een stabiele UFR en anderzijds de noodzaak om de UFR aan te passen, in lijn met realistische lange termijn verwachtingen van rente en inflatie. In het huidige voorstel van EIOPA zou de UFR, op basis van de huidige marktomstandigheden, uitkomen op 3,7%, waarbij EIOPA een stapsgewijze aanpassing voorziet van maximaal 0,2%-punt per jaar. Hiermee komt het UFR-niveau iets dichter bij wat in Nederland momenteel van toepassing is voor pensioenfondsen. In tegenstelling tot de UFR voor verzekeraars, die Europees wordt vastgesteld, wordt de UFR voor Nederlandse pensioenfondsen namelijk in Nederland vastgesteld.

DNB ondersteunt het streven van EIOPA naar een meer realistische methode om de UFR voor verzekeraars te bepalen, en daarbij vindt zij de Nederlandse UFR-methode voor pensioenfondsen de meest geschikte. Deze methode is in 2013 door de Commissie UFR vastgesteld als meest realistische manier om de rekenrente vast te stellen en is door het kabinet omarmd voor pensioenfondsen.

In vergelijking met het EIOPA voorstel neemt de UFR-methode voor pensioenfondsen meer marktinformatie mee, ook voor langere looptijden. Hierdoor wordt beter rekening gehouden met onderliggende veranderingen in de economie. Hoewel tijdens de huidige consultatie enkel de bepaling van de hoogte van de UFR ter discussie staat, zal DNB er bij EIOPA voor pleiten om op termijn ook de andere aspecten met betrekking tot de UFR te herzien. Dit betreft de langste looptijd die nog net als liquide kan worden aangemerkt, het zogeheten laatste liquide punt (nu vastgesteld op 20 jaar). Het kiezen van een ‘later’ looptijdpunt vanwaar de rente toegroeit naar de UFR zal het verschil tussen de UFR en marktrentes verkleinen. Ook een langere convergentieduur (momenteel 40 jaar) zal het verschil tussen marktrentes en de UFR verkleinen.

Verzekeraars en andere belanghebbenden zijn tot 18 juli aanstaande in de gelegenheid om op bovenstaand voorstel te reageren. EIOPA zal in september een besluit nemen over de nieuwe methode. De huidige UFR blijft in ieder geval tot eind 2016 ongewijzigd om een onverstoorde overgang naar Solvency II zoveel mogelijk te waarborgen.

(Bron: DNB)

GEEN REACTIES