Verplichtstelling nettopensioen is papieren tijger

Het enige doel van de verplichtstelling is de werkgever te verplichten het nettopensioen aan te bieden. Werkgever en werknemer zijn vrij in keuze van pensioenuitvoerder.

De staatssecretarissen Jetta Klijnsma en Eric Wiebes zijn daar duidelijk over in hun aanbiedingsbrief bij het ontwerpbesluit nettopensioen. Die laatste term wordt gebruikt voor de netto lijfrenteconstructie voor inkomens boven € 100.000 die in de tweede pijler wordt uitgevoerd door een pensioenfonds.

Over de verplichtstelling wordt opgemerkt:

“De Verzamelwet pensioenen 2014 maakt het mogelijk dat het nettopensioen onder de verplichtstelling van bedrijfstakpensioenfondsen valt. Hiermee wordt bewerkstelligd dat deelnemers bij een bedrijfstakpensioenfonds niet afhankelijk zijn van de keuze van hun werkgever om het nettopensioen aan te bieden. Bij een bedrijfstakpensioenfonds aangesloten werkgevers zijn namelijk verplicht om de vrijwillige regeling van het nettopensioen aan pensioendeelnemers aan te bieden. Met de verplichtstelling wordt dus niet bedoeld dat de pensioendeelnemer verplicht is om deel te nemen aan het nettopensioen. Dat blijft altijd een vrijwillige keuze.”

Positie werkgever

“Door een aanpassing van het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000 zal het mogelijk worden gemaakt dat een werkgever kan kiezen om het nettopensioen bij een andere pensioenuitvoerder te laten uitvoeren. Voor het deel nettopensioen van de verplichtstelling kan dan een vrijstelling worden verleend voor de werknemers met een pensioengrondslag van boven de € 100.000 aan een werkgever, die daarom verzoekt. Hierbij geldt als voorwaarde dat er een gelijkwaardige regeling door de andere pensioenuitvoerder wordt geboden. Is aan deze voorwaarde voldaan, dan is het bedrijfstakpensioenfonds verplicht om vrijstelling voor deze groep werknemers aan de werkgever te verlenen.

Over de invulling van deze voorwaarde vindt thans nog overleg plaats en u zal daarover zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd.”

Werkgeversbijdrage en solidariteit

“Het kabinet is bij motie van het lid Lodders opgeroepen om voor de uitwerking van de algemene maatregel van bestuur duidelijkheid te creëren over de werkgeversbijdrage van 10% en de Kamer hierover te informeren. Een werkgeversbijdrage wordt in artikel 120, tweede lid, onderdeel a, van de Pensioenwet als solidariteitscriterium genoemd dat uitvoering van een vrijwillige regeling door een pensioenfonds kan rechtvaardigen. Een werkgeversbijdrage is echter niet verplicht, ingeval aan een van de overige solidariteitscriteria in artikel 120, tweede lid, van de Pensioenwet6 wordt voldaan. Het gaat hierbij kort gezegd om de mogelijkheid dat bij einde van de deelneming met het kapitaal dat is ontstaan uit de som van de beschikbaar gestelde premies en de daarop behaalde rendementen danwel een pensioenrecht of een pensioenaanspraak dan wel een verzekerd kapitaal wordt ingekocht, als dat ook bij de basispensioenregeling het geval is waarbij overeenkomstige voorwaarden van toepassing zijn (artikel 120, tweede lid, onderdelen b en c, van de Pensioenwet). Met de voorgestelde vormgeving van het ontwerpbesluit kan aan deze andere solidariteitscriteria worden voldaan. Het is immers toegestaan bij einde van de deelneming of overlijden een pensioenrecht of pensioenaanspraak in te kopen. Daarmee kan een pensioenfonds dus zowel met als zonder werkgeversbijdrage een regeling voor nettopensioen uitvoeren, conform de reguliere voorwaarden die voortvloeien uit artikel 120 van de Pensioenwet.”

GEEN REACTIES