SER: persoonlijke pensioenopbouw met collectieve risicodeling

De SER presenteert in het kader van de pensioendialoog vier varianten waarvan twee uitgaan van een “individuele pensioenpot”. De doorsneesystematiek wordt losgelaten.

De twee varianten die uitgaan van een persoonlijk pensioenvermogen verschillen van elkaar doordat de ene uitgaat van een vrijwillige en de andere van een collectieve risicodeling. Daarnaast analyseert de SER de uitkeringsovereenkomst met degressieve opbouw en een nationale pensioenregeling.

Dat er iets moet veranderen vindt de Commissie Toekomst Pensioenstelsel van de SER evident: “Met de financiële crisis in 2008 en de langdurige lage rente zijn de kwetsbaarheden van het pensioenstelsel zichtbaar geworden en heeft het vertrouwen in het stelsel een deuk opgelopen. Daarnaast hebben mensen behoefte aan meer transparantie en aan keuzevrijheid. Ook moet het pensioenstelsel van de toekomst beter aansluiten op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt, zoals een grotere mobiliteit van mensen en toenemend aantal zzp’ers.”

Van de vier beoordeelde en geanalyseerde varianten vindt de SER die van het persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling zelf interessant maar nog ‘onvoldoende bekend’: “De uitwerking van een aantal elementen is nog onbekend. Daarom zal de SER initiatief nemen deze variant de komende tijd nader te verkennen. In deze variant gaat het om een contract met persoonlijke vermogensopbouw met collectieve risicodeling en vindt vermogensopbouw plaats in de opbouwfase. Sociale partners maken in het arbeidsvoorwaardenoverleg afspraken over de in te leggen premie en kunnen bepalen welke risico’s collectief worden gedeeld. De doorsneesystematiek wordt in deze variant losgelaten.”

Elementen variant persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling

  • Een voldoende (mogelijkheid tot) premie-inleg gericht op een koopkrachtbestendig en levenslang pensioen. Hierover worden afspraken gemaakt in het arbeidsvoorwaardenoverleg.
  • Vermogensopbouw in de actieve fase in de vorm van een persoonlijkpensioenvermogen. Binnen het fiscaal kader moet het ook mogelijk zijn dit vermogen aan te vullen met eigen besparingen in de tweede pijler.
  • De mogelijkheid om risico’s te blijven delen en een verplichtstelling die hierbij passend is. Sociale partners op decentraal niveau kunnen bepalen welke risico’s worden gedeeld en in welke mate dit geschiedt (wenselijk en haalbaar).
  • Het afschaffing van de doorsneesystematiek.
  • Een voorwaardelijk pensioen in de uitkeringsfase. Onder normale omstandigheden levert dit een beter pensioenresultaat op dan een vaste nominale uitkering.

Een contract met persoonlijk pensioenvermogen en collectieve risicodeling maakt het mogelijk tot beter maatwerk te komen; daardoor hoeven de behoeftes van jongeren aan meer risicovolle beleggingen (om zo een risicopremie te incasseren) en van ouderen aan meer veilige beleggingen, niet meer met elkaar te botsen. Binnen een contract met persoonlijk pensioenvermogen en collectieve risicodeling is er ruimte voor meer maatwerk op het gebied van het uitkerings- en risicoprofiel van deelnemers.

Eigendomsrechten kunnen beter worden gedefinieerd.

Ook maakt een contract met persoonlijke pensioensvermogensvorming en collectieve risicodeling het nog steeds mogelijk een lange termijn beleggingsstrategie te hanteren, maar dan zonder de noodzaak om gedwongen renterisico’s af te dekken om nominale (schijn)zekerheid te garanderen. Bovendien worden in deze variant na een financiële schok de vermogens aangepast en de premies ontzien.

Uiteindelijk SER-advies volgt eind februari

Het ontwerpadvies van de commissie wordt nu besproken met de achterbannen van de organisaties van werkgevers en werknemers. Vervolgens zal het SER-advies worden vastgesteld tijdens de openbare raadsvergadering op 20 februari.

Verbond enthousiast

Het Verbond noemt de variant waarbij deelnemers een persoonlijk pensioenvermogen opbouwen, maar wel collectief verzekeringsrisico’s delen en gezamenlijk beleggen, “zeer kansrijk”.

Het Verbond van Verzekeraars juicht het onderzoek naar deze variant toe, “omdat zo’n systeem beter aansluit bij zowel de behoeften van deelnemers als de veranderingen op de arbeidsmarkt. Er kan nog steeds solidariteit worden georganiseerd”, stelt algemeen directeur Richard Weurding. “Zo kunnen risico’s met betrekking tot de levensverwachting, arbeidsongeschiktheid en inkomen voor nabestaanden worden gedeeld. Er kan collectief worden belegd.”

Ook sluit het Verbond aan bij de analyse dat de doorsneesystematiek kan worden afgebouwd. “Dit systeem is volgens het Verbond op termijn niet houdbaar, een conclusie die onlangs ook werd getrokken door de toezichthouders DNB en AFM.”

Het Verbond van Verzekeraars is ten slotte van mening dat meer marktwerking in het pensioenlandschap goede impulsen kan geven aan verbetering van de performance van pensioenuitvoerders. Als fondsen en verzekeraars in een ‘gelijk speelveld’ met elkaar kunnen concurreren komt dat volgens het Verbond zowel de kwaliteit van de dienstverlening als het bereikte beleggingsresultaat ten goede.

Findinet commentaar: PPI

Het Verbond beperkt zich min of meer in spoor van het SER-advies tot het gelijke speelveld van fondsen en verzekeraars. Het is opvallend dat in dit rijtje de premiepensioeninstelling ontbreekt. Ook en juist dit type pensioenuitvoerder heeft een impuls gegeven aan het transparanter en goedkoper maken van pensioenen. Het is daarom goed ook de PPI’s te betrekken bij de uitwerking van met name pensioensystemen met individuele opbouwrechten.

GEEN REACTIES