Dispensatiemotie haalt angel uit verplichtstelling nettolijfrente

De regering moet het mogelijk maken dat verplichtgestelde werkgevers vrije keus hebben van uitvoerder die in 2e of 3e pijler de regeling uitvoeren.

Tijdens het debat over de Verzamelwet pensioenen 2014 in de Tweede Kamer ontstond een vrij moeizame discussie over de verplichtstelling van de nettolijfrente. Werkgevers die verplicht zijn aangesloten bij een bedrijfstak- of beroepspensioenfonds zijn verplicht de nettolijfrentemogelijkheid van dat fonds aan te bieden aan de daarvoor in aanmerking komende werknemers. De werknemers kunnen dat aanbod accepteren, maar er ook voor kiezen zelf een andere uitvoerder in de tweede of derde pijler te zoeken. Dat is vastgelegd in de tweede nota van wijziging (zie ook: Nettolijfrente in tweede pijler blijft vragen oproepen).

Keuzevrijheid werkgever

De gevoerde discussie in de Tweede Kamer leidde uiteindelijk tot een heldere uitkomst: ook de verplichtgestelde werkgever is vrij in de keuze voor de uitvoering van de nettolijfrente. Wettechnisch krijgt deze keuzevrijheid de vorm van een dispensatieregeling die wordt opgenomen in het Vrijstellings- en boetebesluit van de Wet Bpf.

Staatssecretaris Klijnsma zal dat regelen in een algemene maatregel van bestuur (amvb) dat in de Tweede Kamer wordt ‘voorgehangen’. De Kamer krijgt dan de gelegenheid op de inhoud daarvan commentaar te leveren. In die amvb zullen wel voorwaarden gesteld worden aan de keuzevrijheid. Met name zal de regeling die de werkgever aanbiedt gelijkwaardig moeten zijn die het bedrijfstak- of beroepspensioenfonds biedt waarbij de werkgever is aangesloten.

Is dat het geval dat kan de werkgever in vrijheid kiezen of hij een nettoregeling aanbiedt van een pensioenfonds, verzekeraar of PPI en dus ook of die regeling in de tweede of derde pijler wordt uitgevoerd.

De achterliggende gedachte van de verplichtstelling is, aldus Klijnsma, dat werknemers die ook een pensioenvoorziening willen opbouwen voor inkomen boven een ton graag te maken willen hebben met dezelfde uitvoerder van het ‘basispensioen’. Maar dat laat de keuzevrijheid van de werkgever onverlet, blijkt uit het stenografisch verslag:

Steven van Weyenberg: “Ik interpreteerde de toezegging van de staatssecretaris in reactie op de vragen van mevrouw Lodders en mijzelf als volgt. Werkgevers moeten dit aan werknemers aanbieden. Het verzoek van mevrouw Lodders en mij was om ervoor te zorgen dat de werkgever zelf kan bepalen of hij dit bij een verzekeraar of een pensioenfonds onderbrengt. Ik dacht dat de staatssecretaris zojuist toezegde dat ze dat in een AMvB mogelijk wil maken. Heb ik dat goed begrepen?

Staatssecretaris Klijnsma: “Volgens mij heeft de heer Van Weyenberg het zo helemaal goed verwoord. Ik denk dat de verwarring ontstond rond de dispensatie. De werkgever krijgt via de dispensatie wel de vrijheid om de aanbieder te kiezen.”

De Tweede Kamer heeft zich bij voorbaat akkoord verklaard met een amvb die deze keuzevijrheid regelt door het aannemen van de motie van Helma Lodders (VVD) en Steven van Weyenberg (D66), luidende:

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat in de voorliggende Verzamelwet pensioenen 2014 de mogelijkheid wordt gecreëerd om per Algemene Maatregel van Bestuur de voorwaarden en de uitvoering van de nettolijfrente voor werknemers met een inkomen boven de €100.000 te regelen;

overwegende dat er in het pensioenveld onduidelijkheid is of het afgesproken percentage van 1,875% daadwerkelijk gehaald kan worden;

verzoekt de regering, bij de voorhangprocedure van de AMvB, dan wel indien wettelijke aanpassingen nodig zijn, uiterlijk bij het Belastingplan 2015 te waarborgen dat het percentage van 1,875%, zoals vermeld in de brief van 18 december 2013, kan worden gerealiseerd;

verzoekt de regering voorts, bij de uitwerking van de AMvB het tevens mogelijk te maken dat alle werkgevers elke pensioenuitvoerder die zij willen, kunnen kiezen (in de tweede en derde pijler) om deze vrijwillige nettolijfrente uit te voeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

Het eerste deel van de motie heeft betrekking op de eis van de regering dat vastgehouden moet worden aan een rendement van 4%. De Kamer denkt in meerderheid dat 3% een reëler uitgangspunt is om aan het in het pensioenakkoord afgesproken percentage van 1,875% te komen en wil dat nader uitgewerkt zien.

Hieronder zijn in pdf fragmenten van het Kamerdebat over de verplichtstelling en vrije keuze te downloaden.

GEEN REACTIES