De wondere Witteveen-wereld

De nieuwe Witteveennorm blijft onveranderd, maar mensen kunnen daarboven uit het netto inkomen 0,1% extra belastingvrij sparen in box 3 en 1,85% boven € 100.000.

Dit is het voorstel van sociale partners, verwoord in een brief van de Stichting van de Arbeid.

Het voornemen van de regering om het Witteveenkader te verlagen naar 1,75% en af te toppen tot een loon van € 100.000 blijft gehandhaafd.

Daarnaast komen twee excedentregelingen:

één met een netto spaarfaciliteit voor het inkomensgedeelte boven € 100.000 en één voor het inkomensgedeelte lager dan € 100.000.

Uitgangspunt voor beide spaarfaciliteiten is dat er gespaard wordt uit het netto inkomen en dat het opgebouwde vermogen en de uitkering onbelast blijven. Over het opgebouwde vermogen vindt dus geen vermogensrendementsheffing (box 3) plaats en de uitkering wordt niet in box 1 belast.

De spaarmogelijkheden uit het nettoloon worden zodanig omgerekend dat voor alle inkomensgroepen in totaal het opbouwpercentage gebaseerd op het brutoloon blijft uitkomen op 1,85%.

Verder wordt aangesloten bij de regels die van toepassing zijn bij de pensioenregelingen die gebaseerd zijn op het sparen uit het bruto inkomen. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de pensioenleeftijd en de franchise uit het Witteveenkader.

Bij eerdere onttrekking uit de netto spaarregelingen dan de pensioengerechtigde leeftijd moet wel vermogensrendementsheffing worden betaald.

Sociale partners hebben aangegeven dat naar hun mening een hoger opbouwpercentage budgettair mogelijk is door de vrijvallende VPL-premies.
Volgens hen heeft het CPB daar geen rekening mee gehouden bij de budgettaire doorrekeningen. Het CPB stelt echter dat het uitfaseren van deze regelingen wel degelijk in de berekeningen is meegenomen.

Het kabinet schrijft aan de Tweede Kamer dat het voorstel op zich uitvoerbaar is, maar wel leidt tot een complexere uitvoering en extra administratieve lasten. “Daarbij moet bedacht worden dat dit niet louter het gevolg is van de gekozen vormgeving, maar ook van het feit dat er meerdere pensioenregelingen naast elkaar komen te bestaan. Daarnaast is aandacht nodig voor de administratieve lasten en uitvoeringskosten van een excedentregeling die relatief hoog kunnen zijn ten opzichte van de premie-inleg.”

Ondanks deze toch wel belangrijke bezwaren wil Weekers sociale partners kennelijk niet voor het hoofd stoten: “Ik constateer”, schrijft hij, “dat het voorstel van de partners binnen de randvoorwaarden van het kabinet past. Van groter belang is dat het voorstel kan bijdragen aan draagvlak voor de hervormingen van de fiscale facilitering voor aanvullende pensioenen. Dit maakt dat ik middels een aanvullende spaarfaciliteit op het reeds toegezonden wetsvoorstel invulling wil geven aan de wens van de sociale partners. De precieze invulling hiervan wil ik de komende dagen uitwerken in de vorm van een nota van wijziging.”

GEEN REACTIES