Aangepast Financieel Toetsingskader naar Raad van State

Er wordt niet meer gewacht met korten tot het eind van de herstelperiode, maar maatregelen mogen wel over 10 jaar worden gespreid.

Staatssecretaris Klijnsma:

“De verbeteringen zijn erop gericht het pensioen minder gevoelig te maken voor grote schokken op de financiële markten. Financiële mee- en tegenvallers worden gelijkmatiger over de tijd gespreid. Het verbeterde FTK zorgt er tevens voor dat risico’s en rendementen eerlijk over de generaties worden verdeeld.

Verder verbetert het aangepaste FTK de mogelijkheden voor pensioenfondsen om een beleggingsbeleid te voeren dat is gericht op het realiseren van een geïndexeerd pensioen. Daarnaast wordt het afspreken van een stabiele premie mogelijk gemaakt, zoals beoogd in het Pensioenakkoord van sociale partners.”

Dit voorstel is nu in wetgeving uitgewerkt en voor advies naar de Raad van State gezonden. De teksten van het wetsvoorstel en van het advies van de Raad van State worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.

De aanpassing van het FTK is vooral gericht op een betere borging van het opgebouwde pensioenvermogen voor de korte en middellange termijn. Parallel hieraan start het kabinet een brede dialoog over de verdere toekomst van onze oudedagsvoorziening. Deze zal gaan over de borging van het stelsel op lange termijn en is breder dan een discussie over het onderliggende contract bij de pensioenen in de tweede pijler.

Het verbeterde financieel toetsingskader

Bij de uitwerking van het financieel toetsingskader in wetgeving zijn ten opzichte van het huidige FTK de volgende aanpassingen gedaan:

* Bij tegenvallers door bijvoorbeeld financiële schokken op de beurs of een verdere stijging van de levensverwachting geldt dat pensioenfondsen direct maatregelen moeten nemen: er wordt niet meer gewacht met korten tot het eind van de herstelperiode. Maar maatregelen mogen wel over 10 jaar worden gespreid. Hiermee worden financiële tegenvallers beter gespreid en voorkomen dat de aanvullende pensioenen abrupt worden gekort.

* Pensioenfondsen moeten vooraf expliciet duidelijk maken welke maatregelen worden genomen als de dekkingsgraad te veel daalt.

* Er worden duidelijke verdeelregels geïntroduceerd voor de indexatie van pensioenen. Deze regels zorgen ervoor dat de indexatie op een evenwichtige wijze over de generaties wordt toegekend en dat geen disproportionele herverdelingseffecten optreden. Financiële meevallers kunnen hierdoor niet vroegtijdig worden uitgedeeld.

* Er komt een stabiele, kostendekkende premie. Het blijft mogelijk om de premie te dempen op basis van 10-jaarsrentemiddeling of op basis van verwacht rendement. Aan het rekenen met verwacht rendement wordt een aantal voorwaarden verbonden.

Zo moeten pensioenfondsen de indexatie in de premie meefinancieren. Het behouden van de dempingsmogelijkheden maakt een stabiele premie mogelijk. Dit is van belang voor de loonkosten en voor de koopkracht.

* De afhankelijkheid van dagkoersen op financiële markten vermindert. Er komt een robuust sturingsinstrumentarium dat beter past bij een stelsel dat zich richt op de lange termijn. Zo wordt in de toezichtregels uitgegaan van een 12maands gemiddelde van de dekkingsgraad.

Verbetering bestaande premieregeling

Het kabinet zal in overleg treden met de sector over de vraag hoe tegemoet kan worden gekomen aan de wens om binnen het wettelijke kader voor beschikbare premieregelingen het collectief delen van risico’s mogelijk te maken.

Brede dialoog

“Nederland heeft een sterk pensioenstelsel. De vraag is echter of ons stelsel ook op langere termijn voldoende toekomstbestendig is, ook met het oog op ontwikkelingen als een verdere vergrijzing, veranderde arbeidsmarktomstandigheden en diverse sociaal-culturele ontwikkelingen. Gezien het grote belang van een goed werkend pensioenstelsel op langere termijn start het kabinet met een brede maatschappelijke dialoog over de toekomst van het pensioenstelsel.

Als onderdeel van deze dialoog wordt de Sociaal-Economische Raad (SER) gevraagd advies uit te brengen over de toekomst van de oudedagsvoorziening wat betreft de aanvullende pensioenen. Dit is conform de afspraken die het kabinet heeft gemaakt met een aantal Kamerfracties in het kader van de wijzigingsvoorstellen Witteveen 2015.

De maatschappelijke dialoog loopt dit gehele jaar door en wordt gevoerd met vele organisaties. De inzichten uit de dialoog, het CPB-rapport over de doorsneesystematiek, de uitwerking van het RMU-voorstel over pensioen en wonen, de facilitering van een pensioenregeling voor zelfstandigen, en het SER advies vormen bouwstenen voor een mogelijk toekomstig stelsel.”

Deze inzichten en bouwstenen worden verwerkt in een hoofdlijnennotitie die staatssecretaris Klijnsma in het voorjaar van 2015 aan de Tweede Kamer stuurt.

GEEN REACTIES