Rechter voorkomt inzage in inkomen van huurders

Voordat de wet in werking is getreden mag de fiscus geen inkomensgegevens van huurders verstrekken aan woningeigenaren.

De rechter heeft in kort geding de Belastingdienst voorlopig verboden om verhuurders via webtool aan te geven of een huishouden op een bepaald adres een verzamelinkomen heeft van boven of onder 43.000 euro.

Voor huishoudens met een gezamenlijk inkomen van meer dan € 43.000,- wil de regering een maximale verhoging van inflatie + 5 % toestaan. Het voorstel van wet dat de boven-inflatoire verhoging voor zgn. ‘scheefwoners’ moet regelen ligt nog bij de Tweede Kamer. Onderdeel daarvan is de bevoegdheid van de Belastingdienst om verhuurders duidelijkheid te verschaffen of hun huurders tot deze categorie behoren.

De minister heeft vooruitlopend op de wet de Belastingdienst alvast toestemming gegeven om hiervoor een webtool ter beschikking te stellen.

De rechter heeft nu in kort geding bepaald dat dit voorbarig is en volght daarmee het standpunt van Tweede Kamerleden die minister Spies hierover schriftelijke vragen heeft gesteld (zie Verhuurders hebben nu al inzage in inkomen van huurders).

De rechter heeft nu bepaald dat “het belang om al per 1 juli 2012 aan de verhuurders de bevoegdheid te geven om op grond van inkomen een extra huurverhoging door te voeren, niet rechtvaardigt dat thans reeds aan hen verklaringen worden verstrekt waaruit valt op te maken of het inkomen van de huurders per huishouden al dan niet boven € 43.000 ligt.”

Doorslaggevend acht de rechter in dit verband dat de verstrekking van deze tot individuele personen herleidbare inkomensgegevens niet meer ongedaan te maken valt als de beoogde wettelijke verplichting tot het verstrekken van die gegevens het Staatsblad niet voor 1 juli 2012 haalt. “Weliswaar moeten de verhuurders verklaren dat zij de gegevens dan zullen vernietigen, maar daarmee wordt de eerdere inbreuk op de persoonlijke levenssfeer niet ongedaan gemaakt. Het is bovendien hoe dan ook onzeker of de beoogde datum van inwerkingtreding kan worden gehaald, nu over het wetsvoorstel op de datum van de zitting nog niet eens in de Tweede Kamer was gestemd. (…) Tegenover het belang waarop de Staat zich in deze zaak beroept, staat het belang van individuele burgers om niet zonder de waarborgen die deze bepaling biedt te worden geconfronteerd met de gevolgen van een wetsvoorstel dat nog bij de Staten-Generaal aanhangig is. Dit laatste belang dient te prevaleren wanneer het gaat om een voorgestelde inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, hoe beperkt en gerechtvaardigd die in het licht van de doelstellingen van het betrokken wetsvoorstel mogelijk ook is.”

Het volledige vonnis

GEEN REACTIES