Slechts 34% van de 55plussers komt na WW weer aan de slag

Van de WW-ers van 45-55 jaar vindt circa 55% weer werk (voor 3 maanden of langer) en van 55-plussers 34%. Voor de jongeren is het percentage 62-70%.

Een kenmerk van de meeste geïnterviewde oudere Ww’ers is dat zij na instroom in de werkloosheid eerst hun werkloosheidssituatie moeten verwerken. Zij hebben vaak jarenlang onafgebroken deelgenomen aan het arbeidsproces. Een deel van de klanten heeft daarom vooral in de beginperiode behoefte aan persoonlijk contact met UWV. Een behoefte waaraan UWV geen gehoor kan geven, aangezien het eerste face-to-face contact met UWV veelal na 3 maanden werkloosheid plaats vindt. Desalniettemin geven de geïnterviewde oudere Ww’ers aan zich verantwoordelijk en gemotiveerd te voelen om aan het werk te komen.

Maar naarmate de WW-periode langer duurt, wisselt de motivatie en neemt die vaak uiteindelijk af. De vele afwijzingen en het gevoel geen voet aan de grond te krijgen bij werkgevers of intermediairs spelen hierin een belangrijke rol. Ook refereren zij aan de economische crisis: zij moeten concurreren met jongere en goedkopere sollicitanten. In het algemeen constateert de Inspectie ten aanzien van het gedrag van de geïnterviewde oudere Ww’ers dat een aanzienlijk deel oudere Ww’ers minder intensief en breed zoekt dan nodig is met het oog op het vinden van werk. Ook wanneer een jaar werkloosheid is verstreken, en de regelgeving eist dat Ww’ers op zoek moeten gaan naar alle algemeen geaccepteerde arbeid, blijkt dat er relatief veel geïnterviewde Ww’ers hun zoekgedrag niet aanpassen.

Dit is te lezen in de rapportage Kansen voor oudere Ww-ers (45+) van de Inspectie SZW.

Daarnaast heeft de Inspectie SZW in haar onderzoek de dienstverlening door UWV op vijf aspecten getoetst, te weten: afstemming van de dienstverlening op kenmerken van de klant, het vergroten van zelfredzaamheid, afstemming op de vraag op de arbeidsmarkt, het scheppen van duidelijkheid en continuïteit en samenwerking.

De Inspectie oordeelt dat UWV de dienstverlening aan oudere WW’ers in de transitieperiode voldoende heeft vorm gegeven. Dit oordeel is gebaseerd op de bevinding dat UWV tijdens het evaluatiegesprek over het algemeen goed heeft ingeschat of iemand uit de voeten kan met e-dienstverlening of persoonlijke dienstverlening nodig heeft. Daarnaast is de informatievoorziening wat betreft rechten en plichten over de WW-uitkering en de continuïteit van de

e-dienstverlening grotendeels op orde.

Met het oog op de bijdrage van de dienstverlening aan de kansen van ouderen op de arbeidsmarkt, constateert de Inspectie dat een betere invulling en benutting van de dienstverlening noodzakelijk is. Er is een groot aanbod van diensten en instrumenten voor oudere WW’ers, zoals speeddates, banenmarkten en sollicitatie-, computer- en netwerktrainingen. De inzet van deze instrumenten kan meer ten goede komen aan de groep oudere WW’ers die dat het meeste nodig heeft. In de praktijk kwam het er op neer dat in het bijzonder klanten met zelfregie en actief zoekgedrag gebruik maakten van de aangeboden diensten en het nut er van inzien.

De minister van SZW wil UWV dan ook vragen het contact met minder gemotiveerde klanten te intensiveren. “Uit het onderzoek blijkt dat een deel van de geïnterviewde klanten onvoldoende zelfinzicht heeft ten aanzien van hun mogelijkheden en tekortkomingen. Deze klanten hebben er baat bij wanneer zij tijdens de contactmomenten expliciet gewezen worden op de beschikbare dienstverlening en instrumenten. Ik zal UWV dan ook vragen deze klanten daar gerichter en nadrukkelijker op te wijzen”, schrijft hij in de brief waarmee hij de rapportage aanbiedt.

GEEN REACTIES