Dijsselbloem: toezichtskosten zijn onderdeel van productiekosten

De toezichtskosten op financiële producten vormen een onderdeel van de productiekosten die aan de gebruiker zullen worden doorberekend.

De regering vindt dat wenselijk “omdat de sector hierdoor wordt geprikkeld om risico’s voor de maatschappij en de daarmee gepaard gaande toezichtskosten mee te wegen bij de totstandkoming van producten.”

Daarnaast wijst Dijsselbloem op het profijtbeginsel als verdediging van het feit dat de overheid niet meer wil bijdragen aan de kosten van DNB en AFM.

Al vanaf 1996 wordt het standpunt ingenomen dat er sprake is van groepsprofijt indien de groep van ondertoezichtgestelden zelf specifiek en in substantiële mate profijt. Dat is hier duidelijk het geval, vindt het kabinet.

Er is niet alleen sprake van systeemprofijt als toezicht noodzakelijk is voor de marktordening, maar ook als handhavingsactviteiten noodzakelijk zijn voor het vertrouwen in de kwaliteit van producten of dienstverlening in een specifieke sector. “Juist in het geval van de financiële sector is hier sprake van. Kenmerkend voor het toezicht op de financiële sector is de controle bij de poort die toegang geeft tot die sector. Mocht een partij binnen de poort een norm overtreden dan heeft dat uitstralingseffecten op de hele sector. Zoals het rapport Maat houden 2014 ook beschrijft kan het risicovolle gedrag van de ene financiële instelling, naast haar eigen continuïteit ook de continuïteit van andere financiële instellingen in gevaar brengen. Dit zou ertoe kunnen leiden dat men het vertrouwen in de gehele financiële sector verliest. In zoverre hebben ook instellingen die relatief weinig risico nemen profijt van de inspanningen van de toezichthouders op de financiële markten. (…) Daarnaast hecht de regering eraan te benadrukken dat het risicogeoriënteerde toezicht dat DNB en de AFM uitoefenen met zich meebrengt dat indien risico’s afnemen, de toezichtinspanningen en daarmee de kosten van het toezicht voor een bepaalde toezichtcategorie navenant zullen dalen. Ook is wettelijk verankerd dat de inkomsten uit de inning van bestuurlijke boetes en dwangsommen (tot een bedrag van 2.500.000 euro) terugvloeien naar de sector in de vorm van lagere toezichtlasten.”

Algemeen belang

“De regering deelt de mening van de leden van de fractie van de SP dat in algemene zin de inwoners van Nederland profiteren van goed markttoezicht. Dit betekent echter niet dat de rekening voor het toezicht op de financiële markten uit de algemene middelen moet worden voldaan en daarmee moet worden betaald door alle Nederlanders gezamenlijk. Indien er individuele (rechts-)personen of groepen van (rechts-)personen op basis van specifieke, te onderscheiden criteria aanwijsbaar zijn die in substantiële mate profijt hebben van handhaving en toezicht kan dit een grond zijn om de kosten niet te bekostigen uit de algemene middelen maar aan hen door te berekenen. Naar het oordeel van de regering is er bij het toezicht op de financiële sector sprake van een dergelijke situatie. Er is namelijk sprake van een afgebakende groep die in substantiële mate profijt ondervindt van het toezicht.”

Beheersbaar houden kosten

“Toezichtkosten worden op verschillende manieren in de gaten gehouden. Om te beginnen zien de toezichthouders (en hun Raden van Commissarissen respectievelijk Toezicht) en het ministerie erop toe dat de toezichtbegroting het bedrag van het meerjarig kostenkader niet te boven gaat. Het meerjarig kostenkader bevat een aantal criteria aan de hand waarvan het maximaal toegestane bedrag aan toezichtkosten voor het komende jaar wordt vastgesteld. Mocht onverhoopt blijken dat het kostenkader is of wordt overschreden, dan kan de toezichthouder door het ministerie worden verplicht maatregelen te treffen om deze overschrijding te compenseren.”

De minister constateert dat er ook bij de sector zorgen bestaan over de toename van de toezichtskosten. “Zo heeft de sector tijdens de consultatie van het onderhavige wetsvoorstel gewezen op de mogelijkheid dat mijn ministerie na het geheel wegvallen van de overheidsbijdrage geen enkele prikkel meer zou hebben om de kosten van het toezicht te beperken. Het is echter mijn verantwoordelijkheid om erop toe te zien dat de toezichthouder zich niet alleen houdt aan de wettelijk opgedragen taak maar ook dat de toezichthouder deze taak op een zo efficiënt mogelijke manier vervult.

Beide aspecten betrek ik ook bij de beoordeling van de begroting die de toezichthouder mij jaarlijks ter goedkeuring voorlegt. Ik rapporteer hierover ook elke vijf jaar aan de Kamer. Het wegvallen van de overheidsbijdrage brengt hierin geen enkele verandering; de prikkel tot kostenbeheersing blijft in stant. Dit neemt niet weg dat iedere ontwikkeling tussentijds goed verklaard en onderbouwd moet worden. Met het oog daarop zal ik de Kamer aan het begin van ieder jaar de voor dat jaar opgestelde kostenkaders toesturen, voorzien van een toelichting waarin tevens de reacties van de sector (gegeven in de adviserende panels) zijn opgenomen. In een voorkomend geval zal de Kamer ook bij een tussentijdse aanpassing van het kostenkader worden geïnformeerd.”

Bron: Nota n.a.v. Verslag Wet bekostiging financieel toezicht (Wbft)

Zie ook de reactie van de branchekoepels op het wetsontwerp dat ertoe leidt dat de markt de sterk stijgende toezichtskosten helemaal zelf moet financieren.

GEEN REACTIES