Adviseur draait op voor onderverzekering

Adviseur beroept zich vergeefs op het feit dat hij nog niet eerder een rijksmonument in portefeuille had. Het ontbreken van specialistische kennis is geen excuus.

Brand in een woonhuis dat op de Rijksmonumentenlijst is geplaatst leidt tot een aanzienlijke schade. De expert constateert dat sprake is van een (aanzienlijke) onderverzekering. Volgens de deskundige was € 557.000 inclusief btw een reële herbouwwaarde op de schadedatum. De verzekerde som bedroeg echter € 303.800.

De woningeigenaar wil het bedrag dat de verzekeraar wegens onderdekking niet vergoedde op de adviseur verhalen. Die heeft er geen rekening mee gehouden dat het hier om een rijksmonument ging en daardoor de verzekeraar relevante informatie onthouden.

De rechter heeft in een eerdere behandeling van deze zaak voor recht verklaard dat de adviseur toerekenbaar tekort is geschoten in de uitoefening van haar functie. Uit de toen afgelegde verklaringen bleek dat zij nooit een monument in portefeuille had gehad. “Dit zal hebben meegebracht dat gedaagde niet adequaat reageerde op de feiten die hem ter ore kwamen over het pand. De vraag of deze adequate reactie verwacht mocht worden, gelet op het feit dat er meer adviseurs zullen bestaan die geen ervaring met monumentenpanden hebben, beantwoordt de rechtbank bevestigend. Het ontbreken van specialistische kennis rechtvaardigt niet het ontbreken van het alert zijn op de behoefte aan deze kennis. Eiser mocht ervan uitgaan dat zijn adviseur hierop voldoende alert was.

In beginsel kan dus geconcludeerd worden dat gedaagde tekortgeschoten is in de nakoming van haar zorgplicht tegenover eiser, namelijk in die zin dat zij heeft nagelaten tijdig te adviseren over mogelijke bijzonderheden die de monumentenstatus van het pand verzekeringstechnisch meebracht. Zij heeft daarmee nagelaten de verzekeraar die mededelingen te doen waarvan zij als redelijk handelend en redelijk bekwaam tussenpersoon had behoren te begrijpen dat zij voor de verzekeraar een rol konden spelen bij het beoordelen van de verzekerbaarheid en de te verzekeren waarde van het pand.”

Recent heeft de rechtbank deze uitspraak geconcretiseerd met bedragen. De niet vergoede schade bedraagt € 246.777,59. De adviseur moet dat bedrag vergoeden onder aftrek van het verschil tussen de betaalde premie en de premie die betaald zou zijn als tegen de juiste herbouwwaarde was verzekerd, namelijk € 1.783,89.

GEEN REACTIES